Carmen XI

Metrum: Sapphicus.

1. Furi: wordt wel eens geïdentificeerd als Furius Bibaculus. Mogelijk is het deze Furius die ook Horatius vermeldt in Satiren 1.10.36 en 2.5.41.
2. Indos: de bewoners voor het land.
5. Hyrcanos: Hyrcanië, in het zuidoosten van de Kaspische Zee, noemden de Perzen Varkana (= Land van deWolf). De hoofdstad was Zadracarta (het huidige Gurgan).
6. Sagas: De Sacae/Sagae waren een Scythische nomadenstam in het noordoosten van Baktriana.
7. septemgeminus: epitheton ornans. Waarschijnlijk wordt de Nijldelta bedoeld.
8. colorat aequora:

a. alluviale afzetting op de velden langs de Nijl (aequor = vlakte), ofwel
b. de zee die gekleurd wordt door het meegevoerde slib (aequor = zee).

11-12: Julius Caesar was erin geslaagd de Rijn, de grens met Gallië, over te steken en in 55 v.C. was hij in Britannië geland.
20. ilia: lenden – onderbuik. Hier symbool voor de seksuele potentie van de man

Carmen XII

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus.

10. trecentos: driehonderd of veelvouden van driehonderd worden in het Latijn en het Grieks gebruikt om onbepaalde en grote hoeveelheden aan te duiden.
13. mei sodalis: in het enkelvoud, al worden twee vrienden genoemd, Fabullus en Veranius.
14. sudaria: sudarium (eigenlijk ‘zweetdoek’) deed dienst als servet en ook als een soort ‘zakdoek’.
Saetaba: Saetabis in Spanje, thans Játiva in de provinie Valencia.
15. Fabullus : zie c.13.
16. Veranius: zie c.9.

Carmen XIII

Had Fabullus zichzelf uitgenodigd en is dit het ironische antwoord van Catullus? In de zin van: je kan komen, maar zorg zelf voor je eten. Ik heb geen rooie duit. Het parfum werd hem wellicht door Lesbia beloofd en hij poogt nog wat tijd te winnen (paucis diebus: over een paar dagen – eerdaags).

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus.

9. meros amores: ‘amores’ kan bij Catullus betrekking hebben op:

a. personen: in de betekenis van ‘geliefde’ – ‘liefste’
b. zaken: in de betekenis van ‘blijk van genegenheid’, hier i.v.m. parfum.

10. Betekenis: ‘Wellicht vind jij de omschrijving ‘meros amoores’ (= blijk van echte liefde’) te min voor het parfum dat ik je schenk.
11. meae puellae: Lesbia.

Carmen XIV

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus.

2. Calve: Caius Lucinius Calvus (28.05.82-47 v.C.). Dichter en retor. Bevriend met Catullus en evenals hij een aanhanger van de Alexandrijnse school. Als redenaar een tegenstander van Cicero en voorstander van soberheid. Slechts een twintigtal fragmenten van zijn poëzie zijn bewaard. Van zijn redevoeringen worden er 21 vermeld. De bekendste daaronder was gericht tegen Publius Vatinianus, tribuun in 59 v.C. Calvus was klein van gestalte en Catullus noemde hem daarom de welbespraakte dwerg.
3. Vatiniano: Publius Vatinianus. Volkstribuun in 59 v.C. Deed voorstellen die later tot de afspraken van het driemanschap werden, o.a. om Caesar tot stadhouder van Gallia Cisalpina te maken.
6. clienti: de ‘cliënt’ was een Romeins burger, die in dienst stond bij een heer (de ‘patronus’). Op zijn beurt genoot hij bescherming van de patronus. Calvus pleitte wellicht met succes voor zijn cliënt Sulla.
7. impiorum: een slecht dichter gedraagt zich goddeloos tegenover de Muzen. Slechte verzen schrijven is een soort heiligschennis.
15. Saturnalibus: het feest der Saturnaliën ter ere van Saturnus werd op 17 december gevierd. Het was een vreugdefeest met feestmalen, waarop geschenken werden gewisseld.
22. malum pedem: woordspeling tussen ‘pes’ (voet ) en ‘pes’ ( versvoet).

Carmen XV.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus

2. Aureli: in c.11 en c.16,1-2 wordt Aurelius vermeld samen met Furius. Ook in c.21.1 en mogelijk c.81.4 verwijt Catullus hem dat hij Juventius achternaloopt.
5. puerum: bedoeld wordt Juventius, over wie ook sprake in c.24, c.48, c.81 en c. 99.

Carmen XVb

Fragment van een voorwoord dat verloren ging, al is het niet duidelijk of Catullus dit gedicht ooit afwerkte. Mogelijk stond dit fragment aan het begin van een reeks lichtvoetige gedichten en werd het van die plaats verdrongen door het huidige c.1., toen Catullus besloot een uitvoerigere bundel te publiceren, die hij Cornelius Nepos opdroeg.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus.

Carmen XVI.

Dit gedicht is wellicht het antwoord op een schimpdicht van Furius en Aurelius naar aanleiding van één van Catullus’ kusgedichten (wellicht c.48). Catullus verdedigt hier de stelling dat poëzie niet noodzakelijk een afspiegeling van het leven van de dichter is. Een gelijkaardig idee verdedigt Ovidius, Tristia, II,354-55:

Crede mihi, distant mores a carmine nostro
vita verecunda est, Musa iocosa mea.
“Geloof me, zeden hebben niets van doen met mijn dichtwerk
zedigis mijn leven, speels is mijn Muze.”

en Martialis,1.4.8-9:

Innocuros censura potest permittere lusu:
lasciva est nobis pagina, vita proba
“De censor kan argeloze scherts toestaan:
mijn verzen mogen ondeugend zijn, mijn leven is onbesproken.”

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus.

5. pium: ‘vroom’ in de betekenis van: de dichter moet trouw aan de Muze zijn.

Carmen XVII.

Metrum: choliambus

1. Colonia: lang hield men ‘colonia’ voor het dorpje Cologna (thans Cologna Veneta) tussen Verona en Venetië. Wellicht is het Verona zelf, de geboortestad van Catullus. In 89 v.C. kreeg Verona het stauut van kolonie.
3. axulis: de handschriften geven een verschillende versie:

1. ac sulcis
2. acsuleis

De meeste uitgevers gaan uit van versie 2, mits een aanpassing:

1. axul(e)is: axula, afgeleid van axis ‘plank’
2. assuleis: assulae ‘splinter – spander’
3. aesculeis: ‘eiken pijlers
4. arculeis: ‘bogen’.

6. Salisubsali: waarschijnlijk doelt Catullus op de springprocessies van de Saliërs, een priesterschap voornamelijk ter ere van Mars. In processie trokken de priesters door de straten en hielden op bepaalde plaatsen rituele dansen.
16. nigerrimis uvis: het was een gebruik om rijpe druiven door wachters te laten bewaken tegen dieven en schadelijke vogels.
19. Liguri: landstreek met Genua als belangrijke stad. Silius Italicus (25 n.C.-101) vermeldt boten van elzenhout en brengt ze in verband met de rivier Trebia in Ligurië (Punica,4.491).
26. soleam: was een lederen ‘schoen’met een metalen zool.

Carmen XVIII – XX

In de handschriften wordt c.17 onmiddellijk gevolgd door c.21. De eerste uitgevers van Catullus’ werk voegden er als c.18 een fragment van een gedicht aan toe, gewijd aan Priapus, dat begint met ‘hunc lucum tibi dedico’. (Dit geboomte zij u gewijd). Het is een fragment dat door Terentianus Maurus vermeld wordt en door hem aan Catullus toegeschreven wordt. De gedichten c.19 en c.20 zijn hoogstwaarschijnlijk niet van Catullus. In de moderne uitgaven van zijn werk worden de drie gedichten weggelaten maar de nummering bleef behouden.

Carmen XXI

C.21 vormt met c.15, c.16, c.24, c.40 en c.81 de ‘Juventius’-cyclus.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus.

4. meos amores: Juventius