Carmen 1

Cui dono lepidum

Cui dono lepidum novum libellum
arido modo pumice expolitum?
Corneli, tibi: namque tu solebas
meas esse aliquid putare nugas
iam tum, cum ausus es unus Italorum
omne aevum tribus explicare cartis
doctis, Iuppiter, et laboriosis.
Quare habe tibi quidquid hoc libelli
qualecumque; quod, (o) patrona virgo
plus uno maneat perenne saeclo.

Wie draag ik

Wie draag ik dit nieuwe, geestige boekje op,
zopas met droge puimsteen gepolijst?
Cornelius, aan jou: want altijd al stelde jij
die niemendalletjes van mij op prijs,
zelfs toen jij het als enige Italiër
waagde een heel tijdperk in drie boekrollen
te ontvouwen, geleerd, verdorie, en doorwrocht.
Wat er ook van zij, aanvaard dit boekje,
voor wat het waard is; en maak, (o) beschermvrouwe,
dat het niet één eeuw, maar eeuwig blijft bestaan.