Carmen XXXII

Een briefje aan een vrouw van lichte zeden met de vraag om een rendez-vous in de namiddag onder mom van een ‘middagslaapje’.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus

1. Ipsitilla: de handschriften geven verschillende versies:

A: ipsimilla
X: ipsi thilia
G: ipsi thili
O: slaat de passage gewoon over
R2’s: ipsicilla
m2: ipsichila.

10. pransus: de rijke Romein kende drie maaltijden:

a. ientaculum: een ontbijt ’s morgens met brood – eieren – kaas – honing –
melk en fruit
b. prandium: een tweede iets uitvoeriger ontbijt tegen de middag bestaande uit brood – vis – koud vlees, vaak resten van de uitgebreide maaltijd (cena) van de dag ervoor.
c. cena: de hoofdmaaltijd omstreeks 3/4uur in de namiddag. Deze maaltijd kon tot diep in de nacht duren, vooral als er gasten uitgenodigd waren. Doorgaans eindigde hij met een commissatio of drinkgelag.

Carmen XXXIII

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus

3-4: Vader en zoon hebben dezelfde ondeugden: stelen en homosexualiteit. Maar in ieder overheerst een ondeugd.

Carmen XXXIV.

Een hymne aan Diana. Het is onduidelijk of dit gedicht uitsluitend een literaire compositie is of dat het in opdracht werd geschreven en op een festival werd gezongen door een koor van meisjes en jongens. In het laatste geval werden de verzen 1 – 4 en 21 – 24 gezamenlijk gezongen.

Metrum: Glyconeus et Pherecrateus

5. Latonia: Diana was de dochter van Zeus (bij de Romeinen Jupiter) en Leto (bij de Romeinen Latona.
7-8. Leto baarde van Zeus twee kinderen: Apollo en Artemis (Diana bij de Romeinen). Om aan de jaloezie van Hera te ontsnappen, vluchtte ze naar Delos, dat haar opnam en waar ze haar kinderen baarde.
13. Lucina: één van de namen van de Romeinse godin Juno (later geïdentificeerd met Hera, gemalin van Zeus/Jupiter). Ze was oorspronkelijk de godin van de geboorte en de maan. Vandaar Juno Lucina (= de Lichtende). Onder invloed van het Griekse godendom werd Juno Lucina geïdentificeerd met Artemis – Diana.
15. Trivia: letterlijk ‘godin van de Driesprong’. Diana, de maangodin werd ook geïdentificeerd met de Griekse Hekate Trioditis, de godin van de nacht. Bij maanlicht was Hekate te zien bij kruispunten vergezeld van geesten en hellehonden. Op de laatste dag van iedere maand offerde men haar eieren en vis evenals zwarte hondjes en zwarte ooien. Hiermee wordt Diana gelinkt aan magie.
notho: letterlijk ‘bastaard’. De maan geeft zelf geen licht, maar krijgt het van de zon.
21. tibi placet: de Romeinen hechtten veel belang aan een juist gebruik van de naam waaronder de goden aangeroepen worden.

Carmen XXXV.

Een uitnodiging in de vorm van een gedicht gericht aan de onbekende dichter Caecilius uit Novum Comum (thans Como). Catullus nodigt hem uit naar Verona te komen. Het gedicht werd niet vóór 59 v.C. geschreven. Slechts van twee gelegenheden weten we dat hij in Verona in het ouderlijk domein was: in de zomer van 56 en na zijn terugkeer uit Bithynië in 54, kort vóór zijn overlijden.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus

1. Poetae tenero: dichter van liefdespoëzie.
2. Caecilio: onbekend, maar mogelijk een voorvader of verwante van Gaius Plinius Caecilius Secundus , die afkomstig was van Novum Comum.
3. Novi Comi: thans nu Como in Noord-Italië. In 59 v.C. stuurde Julius Caesar 5000 kolonisten naar Comum. Zij stichtten hier aan het Como-meer Novum Comum (thans Como).
4. Lariumque litus: het Como-meer.
14. Dindymi dominam: dit waren wellicht de beginwoorden van een gedicht van Caecilius op de Magna Mater (v. 18). De Romeinen noemden een gedicht of een werk vaak naar de beginwoorden. Dindymon was een gebergte in Phrygië (thans Murad Dag in Turkije) Hier werd Cybele, de Magna Mater, vereerd.
16. Sapphica ………musa: Sappho als dichteres. De overdrijving is typisch voor Catullus.
17. doctior: slaat eerder op esthetische smaak en literaire vaardigheid dan op geleerdheid.
18. Magna Mater: Cybele. Van oorsprong een Phrygische godin van de vruchtbaarheid. De Grieken vereerden haar als de ‘Grote Moeder’.
incohata: ondeugende woordspeling met ‘incohata’:

a. met een gedicht beginnen (vs. 13)
b. met iets beginnen, in dit geval een reis (vs. 18).

Carmen XXXVI.

Waarschijnlijk geschreven omstreeks 59 of 58 v.C. in de korte periode van verzoening met Lesbia na de afkoeling van hun verhouding.
Toen de verhouding was afgekoeld, bestookte Catullus Lesbia met laatdunkende verzen (‘truces iambos’), wellicht verzen in de trant van c.8. In een kwade bui noemde Lesbia hem wellicht de ‘slechtste dichter’ en vertrouwde ze zijn verzen toe aan het vuur.
Toen de verhouding enigszins verbeterde, maakte Catullus van de situatie gebruik om ze om te buigen en de dichter Volusius, die we niet kennen, een sneer te geven.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus

1. Volusi: Volusius en zijn werk ‘Annales’ zijn onbekend.
cacata carta: met zijn werk verknoeide hij het papier.
2. puella: Lesbia.
5. iambos: mogelijk een verwijzing naar gedichten in jambische versmaat, maar die niet in de bundel opgenomen werden. Wellicht wierp Lesbia ze in het vuur.
7. tardipedi deo: Vulcanus. Hij werd uit de hemel geslingerd en belandde onzacht op het eiland Lemnos. Was sindsdien kreupel.
8. infelicibus lignis: bomen, die vruchten voortbrachten, waren geluk brengend in tegenstelling tot bomen, die geen vruchten droegen.
11. Nunc: het moment is aangebroken om de gelofte te volbrengen (= de verzen van Volusius in het vuur te gooien). Als een priester begint Catullus aan het slotgebed met de aanroeping van een god (Venus – Afrodite) via een opsomming van de plaatsen die aan haar zijn gewijd.
creata ponto: Afrodite (Venus) die geboren werd uit het schuim van de zee.
12. Idalium: stadje op Cyprus, gewijd aan Afrodite. Thans in de buurt van het dorp Dhali.
Uriosque: een ongebruikelijke vorm van Urium, een stadje aan de voet van Mons Garganus in Apulië in de baai van Urias. Een verband met Venus is niet direct duidelijk.
13. Ancona: havenstad in het district Picenum tussen de Apennijnen en de Adriatische Zee.
Cnidum: havenstad in Karië, Klein-Azië. Bekend om zijn tempel van Afroditete met het beroemde beeld van de godin van de hand van Praxiteles.
harundinosam: Cnidus was in de oudheid bekend om zijn riet, dat tot papyrus verwerkt werd.
14. Amathunta: zeehaven in het zuiden van Cyprus, in de buurt van het huidige Limassol.
Golgos: Golgi was eveneens een stad op Cyprus, waarschijnlijk in de buurt van Paphos gelegen. Volgens Pausanias 8.5.2. bevatte ze het oudste schrijn van Afrodite.
15. Durrachium: thans het Albanese Durresi (Italiaans Durazzo). Was een havenstad in het zuiden van Illyrië aan de Adriatische Zee.

Carmen XXXVII

Dit gedicht dateert wellicht uit 59 v.C. en hoort thuis in de periode van vervreemding van Lesbia. Catullus keert zich tegen Egnatius – een onbekende – en zijn vrienden, die Catullus’ liefje (Lesbia) opvrijen.

Metrum: choliambus

2. pilleatis fratribus: bedoeld wordt de tempel van Castor en Pollux. Hun tempel, gewoonlijk tempel van Castor genoemd, bevond zich aan de zuidzijde van het Forum. In 6 v.C. werd hij gerestaureerd en heden bestaan nog drie Corinthische zuilen. In de kunst werden de broers vaak afgebeeld met eivormige helmen/kappen, een verwijzing naar hun afstamming uit een ei.
pila: zuil aan iedere deur van een winkel (taberna). Hierop werden de goederen geadverteerd.
5. hircos: als scheldwoord houdt het een verwijzing naar stank in. De overigen, die niet tot het gezelschap behoren, worden smalend ‘stinkende bokken’ genoemd, van wie de vrouwen zich afkeren.
13. magna bella: wellicht een verwijzing naar de moeilijkheden om een verhouding aan te gaan met een getrouwde vrouw, die bovendien tot een hogere sociale klasse behoorde.
18. cuniculosae Celtiberiae: Keltiberië was in de oudheid een deel van het Iberisch schiereiland in het brongebied van de Guadiana en de Taag. Op munten in Spanje komt inderdaad soms een konijn voor. De bron van Catullus is wellicht zijn vriend Verianus (zie c.9.6-8).

Carmen XXXVIII

Klacht van Catullus gericht aan een vriend, Q. Cornificius, om diens gebrek aan belangstelling. In 48 v.C. was Cornificius quaestor. Hij sneuvelde als proconsul, in de steek gelaten door zijn soldaten. Hij was ook een dichter en Ovidius, Tristia,II,435-6 vermeldt hem onder de neoterici.
Mogelijk is in dit gedicht een zieke Catullus aan het woord, die zich door zijn vrienden verlaten voelt.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus

8. Simonideis: Grieks lierdichter uit Keos(556-470 v.C.) Na Marathon (490 v.C.) dichtte hij een elegie op de gesneuvelden.

Carmen XXXIX

Egnatius uit c.37 wordt hier weer op de korrel genomen. Dit gedicht dateert uit dezelfde periode als c.37, namelijk omstreeks 59 v.C. Het metrum is trouwens identiek.

Metrum: choliambus

2-3. rei subsellium: Egnatius trad voor vrienden in de rechtbank op als ‘advocatus’, die met raad of gewoon door zijn aanwezigheid de beklaagde bijstond.
13. Verona behoorde tot het gebied aan gene zijde van de Po.

Carmen XL

Dit gedicht is een aanval op de onbekende Ravidus, die wellicht tot de kring van Aurelius behoorde. Het is een gedicht uit de Juventius-cyclus (zie c.15, noot 2 en 5).
Het gedicht draait om Juventius:

1. woordgebruik en terminologie staan zeer dicht bij c.15:

a. ‘mei amores’: deze formulering gebruikt Catullus niet voor Lesbia, wel voor Juventius (c.15,1 en c.21,4)

b. ‘mala mens’ (c.15,14)
c. ‘vecors’ (c.15,14)

2. de ‘longa poena’ kan een bedekte verwijzing zijn naar de strafmaat in c.15,18-19. Natuurlijk kan ook bedoeld zijn dat Catullus hem nog lang met zijn verzen zal bestoken. Dit gedicht herinnert aan het epigram van Archilochus op Lycambes.

Metrum: hendecasyllabus Phalaeceus

2. meos iambos: verwijzing naar satirische verzen in jambische versmaat, die verloren zijn gegaan. Ofwel gebruikte Catullus het woord ‘jamben’ voor al zijn satirische gedichten.
3. non bene advocatus: een verwijzijng naar het bijgeloof: een fout in het aanroepen van de goden kon hun woede opwekken.