Carmen 2
Passer, deliciae mea
Passer, deliciae meae puellae,
quicum ludere, quem in sinu tenere,
cui primum digitum dare appetenti
et acris solet incitare morsus,
cum desiderio meo nitenti
carum nescio quid lubet iocari
et solaciolum sui doloris,
credo ut tum gravis acquiescat ardor:
tecum ludere sicut ipsa possem
et tristis animi levare curas!
O mus, jij
O mus, jij verrukking voor mijn meisje,
met wie ze stoeit, die ze aan haar boezem koestert,
wie ze haar vingertop reikt, waarnaar hij pikt,
en die ze wat graag tot scherpe beetjes verleidt,
terwijl die stralende schoonheid, naar wie ik verlang,
zich geeft aan een lieflijk spel, mij vreemd,
dat wat vertroosting brengt voor haar hartenpijn,
zo koelt ze hevige minnegloed volgens mij.
Ik wou ik dat ik spelen kon, net als zij,
en mijn bezwaard gemoed verlichten kon!